Roofwantsen
Omdat ze in verschillende vormen voorkomen, herken je roofwantsen het best door aan de onderkant van het blad te speuren naar actief rondlopende beestjes. Eén van de meest voorkomende groepen roofwantsen zijn donkerbruin tot zwart van kleur met op het uiteinde van het lijfje een lichtere kleur. De beestjes zijn heel klein (2 tot 3 mm), maar als ze zich tegoed doen aan bladluizen en -vlooien, trips, spintmijten, jonge rupsen en eitjes, insecten, … kan je ze ook herkennen aan hun duidelijke steeksnuit.
TIP
Stuifmeel en een plaats om te overwinteren zijn ideaal. Voorzie daarom voldoende bloeiende planten en bomen of een houtkant of haag. (Wilgen zijn ideaal omdat ze, naast een overwinteringsplaats tijdens de winter, al vroeg in het voorjaar pollen geven.)
Rovende trips
Net als de roofwantsen zijn rovende trips bijzonder actieve beestjes. Ze zijn heel smal en langwerpig (tot maximum 2,5 mm), maar je kan ze gemakkelijk herkennen aan de zwart-witte zebrastrepen op hun achterlijf.

TIP
Ook zij zijn gebaat bij stuifmeel. Bloeiende planten zijn dus aangeraden.
Rovende mijten
Omdat ze maar een halve millimeter groot zijn, zal je rovende mijten heel moeilijk kunnen opmerken. Maar als je denkt ze te zien en ze goed bestudeert, zal je merken dat ze 8 poten hebben, net als spinnen. Ze zijn vaak bruingeel van kleur.

TIP
Een perceelsrand met wat boomschors vormt de ideale uitgangsbasis voor deze beestjes om zich naar je perceel te verspreiden.
Meer info
Voor meer info kan je terecht bij:
Thomas Van Loo
051 27 32 32
thomas.vanloo@inagro.be
Ruben Mistiaen
051 27 33 19
ruben.mistiaen@inagro.be
